Mais grover hakselen is theoretisch een manier om meer structuur in het rantsoen te krijgen. Per saldo levert die methode echter geen voordelen op. Grover hakselen brengt een aantal nadelen met zich mee.
Een hoger celwandgehalte zorgt voor een hogere structuurwaarde van de snijmais. Wanneer je een gebrek aan structuur verwacht, zou je theoretisch dus de structuurwaarde kunnen verhogen door de haksellengte van de mais aan te passen of door te kiezen voor een maisras met een hoog celwandgehalte. Het zetmeelgehalte van die rassen is echter relatief laag. Ook vroeg hakselen is een optie, omdat een jongere plant meer celwanden bevat, maar ook dan is het zetmeelgehalte lager.
Haksellengte
Wanneer je de haksellengte een millimeter vergroot, stijgt de structuurwaarde met twee procent. Daardoor neemt de herkauwactiviteit toe, is gebleken. De effecten op de totale kauwactiviteit (vreten en herkauwen) zijn echter gering doordat de drogestofopname daalt. Ook de voederverliezen worden groter, omdat koeien de celwandrijke delen laten liggen. Grover hakselen leidt dus tot meer voerverliezen en niet tot een betere vertering. Bovendien zou grof gehakselde mais, eenmaal ingekuild, gevoeliger zijn voor broei. Dat komt door grotere stukken spil in de kuil waardoor vastrijden moeilijker is. Uit proeven van Wageningen UR is gebleken dat mais, dat is gehakseld tot een lengte van 6 millimeter, 5 tot 10 procent vaster kan worden aangereden, dan mais die op 15 millimeter is gekakseld.
Andere oplossingen
Twee redenen dus om de haksellengte in de gaten te houden, die is te controleren op de kuil door haaks gesneden stengeldeeltjes te meten. Het devies voor structuurgebrek luidt niet het aanpassen van de haksellengte. De oplossing moet gezocht worden in het bijmengen van hooi, stro of een andere verhouding tussen mais, gras en krachtvoervervangers of de soort en het aandeel van het krachtvoer.