Een aantal insecten, waarvan de ritnaalden een van de belangrijksten zijn, veroorzaken schade in mais. Door de algemeen toegepaste zaaizaadbehandelingen wordt de meeste schade voorkomen. In andere Europese landen komen insecten voor die mogelijk in de toekomst ook in Nederland een rol kunnen spelen.
Ritnaalden zijn de larven van de kniptor. De larven zijn dondergeel, hard en tot ongeveer 2 centimeter lang. De larven boren zich in de stengelvoet en de wortels. Vooral bij jonge planten kan de schade zo groot zijn dat de plant in groei achterblijft of zelfs afsterft. Schade door ritnaalden treeft voornamelijk op in de eerste drie teeltjaren na het scheuren van grasland en dan met name in het tweede jaar. Doordat de opbouw van de ritnaalden langzaam verloopt, treeft bij het scheuren van kunstweides naar verwachting geen schade op. In dat geval kan bestrijding achterwege worden gelaten.
Ritnaaldenschade kan voorkomen worden door zaaizaad te gebruiken dat met Gaucho is behandeld. Het is mogelijk om een test uit te voeren op de aanwezigheid van ritnaalden. Aardappelknollen kunnen begin april op 10 á 20 centimeter diepte in de grond worden gelegd. Na 10 tot 14 dagen kan beoordeeld worden of er ritnaalden in het perceel zitten.
Bron: Handboek Snijmais