Ultravroege maïsrassen hebben een lagere opbrengst, maar een hogere kwaliteit. Door het kortere groeiseizoen is groenbemester en vruchtwisseling mogelijk, dus goed voor de bodemvruchtbaarheid. Dat meldt Nieuwe Oogst.
“Het landbouwkundig advies voor bemesting is hoger dan de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat”, stelt Jos Groten, onderzoeker maïs en voedergewassen van Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO). Dit advies is 200 kilo stikstof per hectare.
De maximale gift van 2013 is 140 kilo, dus is er een tekort van 40 tot 60 kilo stikstof per hectare. Dat moet de maïs extra uit de bodem halen, anders zorgt dit voor een vermindering van de drogestofopbrengst met 5 procent.
Maximale benutting van de mest bij maïsteelt is dan ook heel belangrijk, stelt de PPO-onderzoeker. Onvoldoende aandacht voor geslaagde groenbemesters heeft gevolgen voor de bodemkwaliteit door lagere gehalten aan organische stof.
Uiteindelijk zorgt dit voor een opbrengstreductie van 10 tot 20 procent. Dit komt vooral door verdichting van de grond. Gevolg: minder lucht in de bodem, de grond langer nat door een geringere doorlaatbaarheid en een minder actief bodemleven.