Wat bepaalt de voederwaarde van mais? De ene teler vindt dat enkel het zetmeelgehalte volstaat als graadmeter voor kwaliteit. De ander rekent ook de celwandverteerbaarheid, de eiwitten en suikers mee. Ik kies geen partij, maar hou de perikelen in de maiswereld nauwlettend in de gaten.
Visies over de maisteelt lopen klaarblijkelijk uiteen. Het blijft een welles-nietes verhaal. En of je het nu eens bent met de welles of met de nietes, eenieder teelt mais volgens de zelf goed bevonden visie. En als aan na de oogst blijkt dat elke teler het volgens zichzelf bij het juiste eind heeft, dan hoor je niemand klagen. Maar misschien gebeurt dat klagen überhaupt niet, omdat een op handen zijnde wijziging in de visie vrijwel altijd gezichtsverlies betekent.
En dan de kritiek op de kwaliteitswaardering. Die komt, zo lijkt het, voort uit de bevindingen dat uit een monster nooit twee gelijke uitslagen komen. Niet bij verschillende laboratoria en niet bij dezelfde. Dat geldt hoogstwaarschijnlijk ook voor de analyse op proefvelden. Criticasters menen dat de analyse een lukraak schot is en het tweede schot dikwijls een volledig ander doel treft. En daar is misschien wel wat voor te zeggen. Want hoe ervaren de laboratoria en monsternemers ook zijn, er zijn niet voor niets kritische geluiden.
Om over het verschil tussen de waarde van de kolf of juist de gehele plant maar te zwijgen. Visies staan regelmatig haaksrecht tegenover elkaar. En één echte waterdichte visie komt er nooit. Althans, dat hoop ik. Hoe meer visies, hoe boeiender de maiswereld.