Een mestmonster is zinvol om maïspercelen preciezer te kunnen bemesten. Dat adviseert de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen.
Meer mest geven dan de behoefte is op maïs zonde. De extra N uit mest resulteert niet in een hoger eiwitgehalte zoals bij gras. Wel leidt het tot een hoger bodemoverschot en meer risico op nitraatuitspoeling. De Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV) adviseert om mais te bemesten naar behoefte en de uitgespaarde mest op grasland te gebruiken.
In de praktijk ziet de Commissie grote verschillen in gehalten van drijfmest tussen bedrijven, maar ook tussen verschillende opslagen op een bedrijf. Daarbij speelt de diergroep en het rantsoen een grote rol evenals de hoeveelheid spoelwater die in een mestput komt. Juist bij de maislandbemesting, waar alle dierlijke mest er in één keer op komt, is het belangrijk risico’s te beperken en te weten welke kwaliteit mest je gebruikt. Dan is het, zo meldt de Commissie, ook ‘makkelijker’ om wat scherper op de norm te bemesten. Je weet dan wat je doet.