Snijmais die dit jaar laat is ingekuild, heeft een betere voederwaarde. Dat blijkt uit cijfers van de eerste kuilen die door Eurofins Agro zijn bemonsterd en geanalyseerd. De langere afrijpperiode vertaalt zich in meer zetmeel én een hogere bestendigheid.
Het groeiseizoen van de mais was dit jaar vooral koud en nat. Dat begon al in april en mei, waarbij in mei ook nog eens veel neerslag viel, vooral in het midden en noorden van het land. Hierdoor werd de mais op veel plaatsen later gezaaid dan gebruikelijk. Ook de zomer verliep dit jaar wisselvalliger en koeler dan we de gewend waren.
Twee weken achter
Door de combinatie van de koelere en nattere weersomstandigheden en het latere zaaitijdstip, liep de ontwikkeling van de snijmais gemiddeld ongeveer 2 weken achter in vergelijking met andere jaren. Deze achterstond speelde ook rond de afrijping van de snijmais. Een groot deel van de percelen was eind september nog niet oogstrijp, ondanks de iets warmere septembermaand dit jaar. De oogst kwam hierdoor in de knel met de uiterste zaaidatum voor het vanggewas op zand en lössgronden. Op het laatste moment verschoof het ministerie deze datum naar van 1 naar 31 oktober. Een deel van de maispercelen was toen echter al geoogst.
Gebaseerd op de eerste duizenden kuiluitslagen blijkt dat het drogestofgehalte met 36,0% dit jaar iets onder het langjarig gemiddelde van 37,1% ligt. De VEM ligt dit jaar gemiddeld op 992, tegenover het langjarig gemiddelde van 984 VEM. Ook het zetmeelgehalte is met gemiddeld 366 g/kg DS iets hoger het langjarig gemiddelde van 361 g/kg DS. De bestendigheid van het zetmeel scoort, zowel in % als in grammen, ook iets beter dan het langjarig gemiddelde; respectievelijk 29% en 105 g/kg DS.
Langere afrijpperiode
Mede vanwege de wisselvallige omstandigheden en de minder snelle afrijping van de snijmais dit jaar, zien we een grotere spreiding in oogstdatum. De afbeelding laat de gemiddelde voederwaarde zien van snijmais die geoogst is vóór en na 1 oktober van dit jaar. Mais die later is geoogst bevat gemiddeld meer zetmeel (+14 g/kg DS), heeft een hogere bestendigheid (vóór 1 oktober 28% en na 1 oktober 30%) en bevat dus ook meer bestendig zetmeel (+13 g/kg DS). Een langere afrijpperiode heeft dit jaar dus een duidelijk positief effect gehad op de voederwaarde.