De auteurs van Handboek Snijmais hebben het nodige geactualiseerd in het handboek dat ook op Maiscoach.nl voor iedereen beschikbaar is.
De tweede versie van Handboek Snijmais, dat in december vorig jaar werd herschreven, is op een aantal punten geactualiseerd. Zo is de nieuwe CSAR-rassenlijst opgenomen, is er een nieuw fosfaatbemestingsadvies en een nieuw advies voor borium en zwavel.
Verder is informatie op het gebied van onkruidbestrijding en economie geüpdate. In de paragraaf schimmelziektes is maiskopbrand opgenomen. Maiskopbrand stak in 2012 de kop op in de provincie Brabant. Maiskopbrand werd voor het eerst officieel vastgesteld in Nederland. Achteraf bleken maistelers de ziekte ook in 2011 te hebben waargenomen. Elders in Europa is maiskopbrand een algemeen voorkomende ziekte in de mais.
Niet waar te nemen
De schimmel die maiskopbrand veroorzaakt, overwinterd ondergronds. Zo kan het maisplanten al in het kiemstadium aantasten. Aangetaste planten blijven achter in ontwikkeling. Verder is tot de bloei maiskopbrand niet waar te nemen.
Zetmeelopbrengst en voederwaarde
Vanaf de bloei vormt zich echter zwart schimmelpluis in de pluim. Op de plaats van de kolven vormen zich harige schimmelbollen, soms met groene uitlopers. Waar zich geen kolf vormt, vormt zich geen zetmeel. Behalve de opbrengst, zal de voederwaarde dus tegenvallen. Wanneer 50 procent van de planten is aangetast, zal volgens het handboek de zetmeelopbrengst 50 procent tegenvallen en de opbrengst 25 procent lager zijn.
Wel of niet voeren
De telers in Brabant kampten met aantastingen van 10 tot 30 procent. Analyses van voederwaarde en mycotoxinen zouden dan uitsluitsel moeten geven om de mais al of niet te voeren. Bij aantastingen van meer dan de helft, is het advies de mais niet in te kuilen. De sporen van de schimmel kunnen het 3 tot 4 jaar volhouden in de bodem. Vruchtwisseling is dus het devies na een aantasting met maiskopbrand.