Het zijn vooral de teeltoomstandigheden die de opbrengst van mais bepalen. Dat is een conclusie die je kunt trekken uit de opbrengstmetingen die Louis Claessens, eigenaar van loonbedrijf Volkerink uit Heino, deed bij zijn klanten.
Tussen de verschillende maisrassen die de loonwerker oogstte bestaat, gemiddeld genomen, weinig verschil, maar binnen een ras des te meer. Boerenverstand-consultant Erik Smale, geeft op de website Boerenverstand.org aan dat er een variatie bestaat van 14 tot 21 ton per hectare, een opbrengstverschil van 50 procent dus. Voor KVEM-, zetmeel- en eiwit-opbrengst geldt hetzelfde. Deze verschillen zouden vooral veroorzaakt worden door het aantal groeidagen van de maïs en het perceel. Het loont dus om daar met de rassenkeuze wel rekening mee te houden.
Structuurbehoud
Volgens Cleassens zijn Natte percelen niet geschikt voor de teelt van mais en laten ook percelen met maïs in continu teelt lagere opbrengsten zien. Structuurbehoud is dus belangrijk, een goede groenbemester draagt hieraan bij. Natuurlijk is het wel verstandig om daar bij de rassenkeuze rekening mee te houden.
Hakselaar
Om de drogestofopbrengst te kunnen meten is de hakselaar van Claessens uitgerust met automatische drogestofbepaling. Claessens presenteerde de resultaten tijdens een klantenavond, eind januari.