Gewassen hebben stikstoffen en fosfaten nodig. Worden deze stoffen niet of niet voldoende door het gewas opgenomen dan komen ze in de bodem en het water terecht. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor het milieu als de uitspoeling te groot is. Om te voorkomen dat hierdoor te veel stikstof uitspoelt, zijn er regels voor maïsland op zand- en lössgrond.
Als er maïs is geteeld op zand- of lössgrond, moet er een vanggewas geteeld worden. Het zaaien van een vanggewas na maïs is bedoeld om uitspoeling van stikstof in het najaar en de winter te voorkomen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft op een rij gezet welke regels er zijn en welke vanggewassen zijn toegestaan.
Niet alle gewassen zijn geschikt als vanggewas na maïs. De toegestane vanggewassen zijn:
• bladkool
• bladrammenas
• gras
• triticale
• wintergerst
• winterrogge
• wintertarwe
De regels voor het telen en vernietigen van een vanggewas zijn:
• Het vanggewas moet direct na de oogst van maïs gezaaid worden. Dit mag via onderzaai in de maïs of via zaaien na de oogst van de maïs.
• Het vanggewas mag niet vernietigd worden voor 1 februari van het daaropvolgende jaar.
Op de website van het RVO is te lezen welke percelen onder zand- of lössgrond vallen. Als na maïs geen vanggewas geteeld worden, dan is de teler in overtreding. Dit controleert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De maisteler riskeert een boete een een randvoorwaardenkorting.