‘De vem-waardering van een maiskuil zegt niet alles over het vermogen om melk uit die kuil te maken’, stelde Wilfried van Straalen, manager rundvee-onderzoek van Schothorst Feed Research, tijdens een persbijeenkomst van Limagrain. Dat meldt Veeteelt.nl.
‘Hoe zorgen we dat de koe een maiskuil met 1030 vem ook daadwerkelijk kan benutten en in melk kan omzetten? Daarvoor moeten we meer weten dan alleen de vem-waarde’, aldus Van Straalen. ‘Welke processen er optreden in de pens, de dunne darm en de dikke darm is afhankelijk van alle nutriënten in de mais’, legt hij uit
Verteerbaarheid belangrijk
De zetmeel uit mais geeft grofweg anderhalf keer zoveel energie als NDF. De verteerbaarheid van zetmeel in mais is altijd goed, die ligt dicht bij de 100 procent. De verteerbaarheid van NDF, dus eigenlijk de verteerbaarheid van de celwanden, is behoorlijk variabel. Op die celwandverteerbaarheid kan de veehouder invloed uitoefenen via de rassenkeuze.
In een rantsoen met weinig snijmais is het vooral belangrijk om veel zetmeel in de mais te hebben. Hoe meer zetmeel in de mais, hoe minder aanvulling van zetmeel nodig is met andere voeders. In een rantsoen met veel snijmais is de hoeveelheid zetmeel veel minder van belang. Het rantsoen zal immers genoeg zetmeel uit die mais bevatten. Zo’n rantsoen met veel mais past goed in het begin van de lactatie. Het zorgt ervoor dat de koe meer melk geeft én eerder een positieve energiebalans heeft, laat Van Straalen zien met onderzoekscijfers.
Later in de lactatie zorgt veel zetmeel er juist voor dat de koe minder melk uit de vem haalt. Dan is het juist belangrijk dat er meer energie uit NDF komt. Als de vertering van de celwanden goed is, kun je later in de lactatie meer mais blijven voeren.
Ruwvoer
Van Straalen gaf ook nog aan dat ruwvoer ‘te goed’ kan zijn. ‘Zeker dit jaar is dat een issue, omdat er erg veel kwalitatief goed ruwvoer is gewonnen. De kunst is dan om een goede aanvulling met krachtvoer te maken.’ Meestal is krachtvoer ervoor om het rantsoen te stimuleren, maar bij erg goed ruwvoer moet de brok juist afremmen. ‘De kunst is dan om het goede ruwvoer aan te vullen met een soberder brok’, legt Van Straalen uit.
Laboratorium
Tijdens de persbijeenkomst maakte Mark de Beer, productmanager van Limagrain, bekend dat het mobiele NIRS-laboratorium van Limagrain sinds kort ook ingekuilde mais kan onderzoeken. Dit mobiele laboratorium was al geschikt voor een analyse van verse mais, met name om het juiste oogsttijdstip te bepalen. Nu werkt het apparaat ook voor ingekuilde mais. De analyse van droge stof, zetmeel en suiker is vooral bedoeld om te laten zien hoe deze gehalten in ingekuilde mais veranderen in de loop van de tijd. (Veeteelt.nl)