Twee redenen om kritisch naar het N-bemestingsadvies voor maïs te kijken zijn dat het eiwitgehalte van gras terug loopt door krappere stikstofbemesting en dat maïsland na de oogst ongebruikte bodemstikstof achterlaat. Dat meldt Bemestingsadvies.nl. Het is goed om maïsland niet minimaal, maar maximaal 80 procent van de landbouwkundig optimale stikstofgift te geven.
Krappere normen dwingen melkveehouders om kritisch na te denken over de verdeling van (kunst)mest-N over het jaar, over hun percelen en over grasland en maïsland. In het bemestingsadvies van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV) staan de stappen beschreven voor het opstellen van het bemestingsplan voor stikstof.
Analyse
Het eiwitgehalte van gras vertoont de afgelopen jaren echter een dalende trend als gevolg van de krappere N-bemesting. Tegelijkertijd laat maïsland na de oogst vaak veel ongebruikte bodem-N achter. Op zand- en lössgrond spoelt die N in het najaar of de winter gemakkelijk uit. Twee goede redenen om het advies nog eens kritisch te bekijken. Uit een in 2018 gemaakte analyse blijkt dat het voor de droge stof-opbrengst op bedrijfsniveau nauwelijks uitmaakt of je maïsland op een niveau van 100% of van 80% van het N-advies bemest. Maar voor het eiwitgehalte van het (bedrijfsgemiddelde) rantsoen is het zeker gunstig om de N-gift op maïsland te beperken en op die manier meer (kunst)mest aan het grasland te kunnen geven. Op zand- en lössgrond geeft dat ook een geringere kans op N-uitspoeling.
In veel gevallen is het dan ook raadzaam om maïsland niet minimaal, maar eerder maximaal 80% van de landbouwkundig optimale N-gift te geven. Als maïs op gescheurd grasland geteeld wordt, kan de bemesting nog veel sterker beperkt worden en kan het eerste jaar zelfs met wat kunstmest-N worden volstaan. De zo uitgespaarde mest kan elders op het bedrijf prima benut worden, bijvoorbeeld op percelen met nieuw ingezaaid grasland. Die hebben immers juist een grotere N-behoefte.