Op basis van veldproeven is er een nieuwe advies voor kalibemesting in mais. Dat meldt Verantwoorde Veehouderij. Voor opbrengsten van 16 of 20 ton droge stof per hectare is 160 of 200 kg kali per hectare nodig.
Vaak is de kali bij een dierlijke mestgift van 30-35 m3 per hectare voldoende. Bij bodemkengetallen boven de 60 volstaat een lagere kaligift. Rijenbemesting met (kunst)mestkali leidt niet tot een betere benutting van kali.
In opdracht van ZuivelNL zijn tussen 2015 en 2017 twee typen bemestingsproeven uitgevoerd. Op drie locaties zijn detailproeven (met veel K-trappen) uitgevoerd om vast te stellen hoe mais reageert op kalibemesting. Ook is het effect onderzocht op de plaatsing van kali ten opzichte van de maiswortel in de rij. Verder zijn er op twintig praktijkbedrijven op twee percelen gedurende twee jaar kleine proeven uitgevoerd om het effect van de bodemtoestand op de kalibehoefte van mais te onderzoeken.
De bemestingsproef blijkt dat kali, zelfs bij lage kalitoestanden, slechts een klein effect heeft op de opbrengst. Giften van 40 tot 80 kilo kali zijn voldoende voor een maximale opbrengst. Ook is er geen effect waargenomen van mest en kunstmestplaatsing in de rij op de opbrengst. Wel nam de kali-onttrekking door het gewas toe en was bij hogere bodemtoestanden de kali-onttrekking veel hoger. Uit de proeven blijkt dat er een kritisch K-gehalte was van ongeveer 10 gram K2O per kilogram drogestof, ofwel 10 kilogram K2O per ton droge stof. De kali-adviezen kunnen dus omlaag. Deze resultaten geven aan dat het effect van kali in de bodem op de gewasopname goed te beschrijven is met een parameter (K-CaCl2). De bodemparameter kleihumus complex (CEC) is een maat is voor de adsorptie/ buffering. Het meenemen van deze parameter had voor het kali-advies geen meerwaarde.