Mais speelt op veel bedrijven een belangrijke rol als energiebron. Voor een optimale benutting in een rantsoen is het van groot belang om snijmais op het juiste moment en op de juiste manier te oogsten. In het Handboek Snijmais worden de factoren die van invloed zijn op het oogsttijdstip behandeld.
Het optimale oogsttijdstip van snijmais is het moment waarop het gewas de maximaal benutbare voederwaarde-opbrengst bereikt. In theorie wordt dat bereikt bij een combinatie van maximale voederwaarde-opbrengst op het veld, minimale inkuilverliezen in de kuil en de hoogste benutting door het vee.
In de praktijk hoeven deze factoren niet op hetzelfde moment of bij hetzelfde drogestofgehalte te vallen. Het beste oogstmoment is een compromis. Het rastype heeft hierop geen invloed. Het beste compromis wordt bereikt als de snijmais een drogestofgehalte heeft van 36 procent op het veld. De kolf heeft dan een drogestofgehalte tussen 55 á 60 procent en het gewas tussen 24 en 27 procent. Dit drogestofgehalte van het gewas wordt veelal gerealiseerd als de helft tot een kwart van de bladeren nog groen zijn. Tot slot hebben ook de oogstbaarheid (stengelrot en legering) en de berijdbaarheid van het perceel invloed op het optimale oogsttijdstip.