Delphy Onderzoek akkerbouw heeft de vroege zaai van een zaaitijdstippenproef uitgevoerd in de omgeving van Nijkerk. Deze proef wordt aangelegd om inzicht te krijgen in het effect van zaaitijdstip op afrijping en opbrengst van snijmaïsrassen.
Met de proef wil Delphy inzichtelijk maken wat het effect is van het zaaitijdstip op opbrengst en afrijping van snijmaïs. Er zijn aanwijzingen vanuit eerder onderzoek dat vervroeging van het zaaiseizoen leidt tot een toename van de drogestofopbrengst. Mede ingegeven door de klimaatverandering en benutting van het langere groeiseizoen.
De proef wordt op drie verschillende tijdstippen gezaaid: vroeg, normaal (rond 25 april) en laat (rond 15 mei).Ook in de praktijk verschuift het zaaitijdstip naar vroeger in het jaar. De gemiddeld hogere temperaturen van april en mei maken dit mogelijk.
In de zomer wordt de vrouwelijke bloei waargenomen. Het aantal dagen na zaai waarop 50% van de planten de kolfkwasten laat zien, wordt genoteerd. Vanaf eind augustus wordt regelmatig het drogestofgehalte van de rassen bepaald door een aantal planten te hakselen en te drogen. De proef wordt uiteindelijk geoogst en het drogestofgehalte van de totale plant, het drogestofgehalte van de kolf en de drogestofopbrengst worden bepaald. De proef wordt aangelegd met vijf rassen, variërend van vroeg tot middenlaat.