Vanuit de Publiek-Private Samenwerking Ruwvoer, Bodem & Kringlooplandbouw wordt onderzoek gedaan naar vanggewassen bij maisteelt. Dat meldt Wageningen University & Research. Op zand- en lössgrond is het verplicht om bij de teelt van snijmais vóór 1 oktober een vanggewas gezaaid te hebben. Het vanggewas neemt resterende stikstof in de bodem op, die daardoor in de winter niet naar het grondwater kan uitspoelen.
Bij onderzaai komt de groei van het vanggewas al gedurende het groeizeizoen op gang en is het oogstmoment van de mais flexibel. Uit onderzoek is gebleken dat een geslaagde onderzaai meer kan bijdragen aan de vermindering van de N-uitspoeling dan nazaai. In de praktijk lukt het echter niet altijd om de onderzaai voldoende te laten slagen. De slagingskans is naast de weersomstandigheden en gebruik gewasbeschermingsmiddelen waarschijnlijk ook afhankelijk van andere factoren, zoals moment en methode van onderzaai, mais rastype (vroegheid, dichtheid en snelheid grondbedekking) en oogstmoment. Voor de praktijk is het belangrijk om voldoende inzicht te krijgen in de effecten van de verschillende factoren, voor een goede slagingskans van de onderzaai.
Op dit moment loopt er een driejarig onderzoek op proefbedrijf Vredepeel waarbij naar het effect van een aantal factoren (o.a. vroegheid maisras, plantdichtheid, oogsttijdstip) op het vanggewas en de uitspoeling wordt gekeken. Vanuit deze PPS Ruwvoer, Bodem & Kringlooplandbouw wordt samen met het project Grondig boeren met mais Drenthe hierbij aangesloten met een onderzoek op proefbedrijf Kooijenburg te Marwijksoord. Op Kooijenburg wordt gekeken naar het effect van moment van onderzaai en soort onderzaaigewas. Naast de standaard rijafstand van mais van 75 cm wordt ook ruitzaai meegenomen. De proef is in 2020 gestart en wordt dit jaar herhaald. In de tabel zijn de behandelingen samengevat. Dit jaar worden de beide nazaaibehandelingen ook uitgevoerd met rogge.
In de grafiek zijn de ondergrondse en bovengronds biomassa’s van de vanggewassen van de verschillende behandelingen weergegeven, net voor de winter in november. Gemiddeld waren de vanggewassen van alle behandelingen erg matig geslaagd. Alleen de biomassa van de beide behandelingen met gelijkzaai met rietzwenkgras was significant hoger dan die van de onderzaai- en nazaaibehandelingen. De N-opname van deze beide behandelingen was echter nog maar ca. 8 kg per ha.
Bron: WUR